U bent hier

A · B · C · D · E · F · G · H · I · J · K · L · M · N · O · P · Q · R · S · T · U · V · W · X · Y · Z

A

Aanmaning

De aanmaning is een zacht instrument van bestuurlijke handhaving zoals voorzien in artikel 6.2.3 § 2 VCRO dat kan worden ingezet bij stedenbouwkundige inbreuken of misdrijven. Een aanmaning heeft tot doel vrijwillig herstel te bekomen van de vermoedelijke overtreder of eventuele andere betrokkenen.  Een aanmaning kan bestaan uit een verzoek om de nodige maatregelen te nemen om de inbreuk of het misdrijf te beëindigen, de gevolgen ervan geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken of een herhaling ervan te voorkomen.

Als de adressant van de aanmaning, in voorkomend geval na rappel, nalaat om de gevraagde maatregelen te nemen binnen het daarvoor bepaalde tijdsbestek, geldt een aangifteplicht van het misdrijf of de inbreuk bij de gemeentelijke en gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur en bij de burgemeester. De aanmaning is een preventief instrument.. In artikel 5.1.2. §1, tweede lid, 9° VCRO is voorzien dat schriftelijke aanmaningen dienen opgenomen te worden in het vergunningenregister (i.w. sedert 23/2/2017).

Administratieve geldboete

Dit is een administratieve sanctie waarbij op grond van artikel 7.7.6 VCRO bij de doorbreking van een stakingsbevel een geldboete van 5.000,00 euro wordt opgelegd door de rekenplichtige van het Grondfonds. Dit betreft een overgangsbepaling voor schendingen die zijn vastgesteld vóór 1 maart 2018 (~uitdovend).

Agent van gerechtelijke politie

Officieren en agenten van gerechtelijke politie zijn door de wet belast met een opdracht van gerechtelijke politie.  Artikel 8 van het wetboek van strafvordering bepaalt : “De gerechtelijke politie spoort de misdaden, de wanbedrijven en de overtredingen op, verzamelt de bewijzen ervan en levert de daders over aan de rechtbanken belast met hun bestraffing.”

Men is in de spraakgebruikelijke betekenis ‘agent van gerechtelijke politie’ (AGP) zodra uit de wetteksten blijkt dat men een opdracht van gerechtelijke politie heeft gekregen (bvb. een opsporingsopdracht of een opdracht tot vaststelling van bepaalde misdrijven) en dit zonder dat de wet uitdrukkelijk het statuut van officier van gerechtelijke politie heeft toegekend en ongeacht of men een personeelslid van de eigenlijke politiediensten is of ongeacht de graad die men heeft. Welke bevoegdheden de betrokken agent van gerechtelijke politie juist heeft, zal afhangen van de concrete wettekst die de bevoegdheden toekent.

De term “agent van gerechtelijke politie” kan ook gebruikt worden in een engere betekenis, namelijk een agent van gerechtelijke politie behorende tot de reguliere politiediensten. (Art. 3.4°. van de Wet d.d. 5 augustus 1992 op het Politieambt).

Alternatieve bestuurlijke geldboete

Dit is een sanctie waarbij de Gewestelijke entiteit een overtreder verplicht een geldsom te betalen voor het plegen van een stedenbouwkundig misdrijf, vermeld in artikel 6.2.1., eerste lid, VCRO waarvan de Procureur des Konings het opportuun vond om het bestuurlijk te laten afhandelen. Deze geldboete bedraagt maximaal 2 miljoen euro. Zie art. 6.2.6 VCRO e.v., alsook art. 6.2.13 VCRO.

B

Bestuurlijke handhaving

Deze kan de vorm aannemen van bestuurlijke maatregelen al of niet in combinatie met bestuurlijke dwangsommen of van bestuurlijke geldboeten.

Bestuurlijke maatregelen

Er zijn 4 soorten bestuurlijke maatregelen: het stakingsbevel, de bestuursdwang, de last onder dwangsom en de minnelijke schikking (zie Titel VI, Hoofdstuk IV VCRO). De enige preventieve bestuurlijke maatregel is het stakingsbevel waardoor de toestand ter plaatse wordt bevroren en de handelingen worden stil gelegd. Een stakingsbevel kan worden opgelegd door de verbalisanten ruimtelijke ordening en de agenten en officieren van de gerechtelijke politie (art. 6.4.4 VCRO). Enkel vergunningplichtige werken kunnen gestaakt worden (geen meldingen, vrijgestelde of niet-vergunningsplichtige werken). De overige 3 bestuurlijke maatregelen zijn curatief en gericht op het herstel. De herstelmaatregelen zijn dezelfde als dewelke via een gerechtelijke procedure kunnen opgelegd worden. De last onder dwangsom en bestuursdwang worden opgelegd door de burgemeester, de gemeentelijke stedenbouwkundige inspecteur of de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur (artikelen 6.4.7 en 6.4.14 e.v. VCRO). Dit geldt ook voor de minnelijke schikking, die evenwel niet wordt opgelegd, maar wordt onderhandeld binnen de krijtlijnen van de decretale bepalingen. De 4 bestuurlijke maatregelen staan los van het opleggen van gerechtelijke of bestuurlijke geldboetes (art. 6.2.1 en 6.2.2 VCRO). Een bestuurlijke maatregel kan geen afbreuk doen aan het gezag van gewijsde van een eerder tussengekomen rechterlijke beslissing en kan niet worden opgelegd aan de overtreder die voor dezelfde feiten werd gedagvaard voor de strafrechter of naar deze rechter werd verwezen (artikel 6.4.3 VCRO). De bestuurlijke maatregelen van last onder dwangsom en bestuursdwang kunnen worden opgelegd bij alle misdrijven, maar bepaalde inbreuken zijn uitgesloten van deze 2 bestuurlijke maatregelen. Een minnelijke schikking is altijd mogelijk.

Bestuurlijke dwangsom

De bestuurlijke dwangsom is een accessorium van een bestuurlijke maatregel. Het instrument van de bestuurlijke dwangsom heeft tot doel om de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie bestuurlijke maatregelen zijn opgelegd ertoe te bewegen gevolg te geven aan de opgelegde bestuurlijke maatregel.

Bestuursdwang

Bestuurlijke maatregel als bedoeld in art. 6.4.7. VCRO: ‘Bestuursdwang houdt in dat bestuurlijke maatregelen aan overtreders worden opgelegd door middel van een bestuurlijke beslissing die onmiddellijk uitvoerbaar is en steeds het recht op ambtshalve uitvoering insluit.’ Deze beslissing wordt op schrift gesteld en wordt een besluit genoemd. ‘In het besluit wordt een termijn bepaald waarbinnen de overtreder en de belanghebbenden de tenuitvoerlegging kunnen voorkomen door zelf de bevolen maatregelen uit te voeren. De uitvoeringstermijn kan zo nodig worden gefaseerd of gedifferentieerd per maatregel

Beveiligde zending

Een beveiligde zending wordt als volgt gedefinieerd in art. 1.1.2,3°, c) VCRO: één van de hiernavolgende betekeningswijzen:

  • een aangetekend schrijven,
  • een afgifte tegen ontvangstbewijs,
  • elke andere door de Vlaamse Regering toegelaten betekeningswijze waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld;
    Zie ook 'Kennisgeving’.

Burgemeester

De actor die in het kader van de handhaving van de regelgeving inzake ruimtelijke ordening bevoegd is om gerechtelijke herstelmaatregelen te vorderen en bestuurlijke maatregelen op te leggen.

>Top

C

College van burgemeester en schepenen

Het orgaan dat in het kader van de handhaving van de regelgeving inzake ruimtelijke ordening bevoegd is om gemeentelijke en intergemeentelijke verbalisanten en gemeentelijke stedenbouwkundige inspecteurs aan te wijzen.

>Top

E

Eedaflegging

Het afleggen van een eed tegenover een bevoegde autoriteit.

Contractuele personeelsleden kunnen alleen verbalisant ruimtelijke ordening zijn als ze zijn beëdigd (6.2.5/1 VCRO). Een beëdiging op grond van artikel 106 van het Gemeentedecreet geldt tevens als eedaflegging in die zin.

Contractuele personeelsleden van de gemeente leggen – net als statutairen- de eed reeds af bij hun indiensttreding. Zij hoeven, net zoals hun statutaire collega’s, dus geen tweede keer de eed af te leggen als zij er handhavingstaken bij nemen.

Exclusieve bestuurlijke geldboete

Dit is een sanctie waarbij de Gewestelijke entiteit conform art. 6.2.12 VCRO een overtreder verplicht om een geldsom te betalen van maximaal 400.000€ voor het plegen van een  stedenbouwkundige inbreuk. Dit betreft feiten die uitsluitend bestuurlijk worden gehandhaafd.

>Top

G

Gemeentelijke stedenbouwkundig inspecteur

Een inspecteur die een personeelslid van een gemeente of van een intergemeentelijk samenwerkingsverband is, en die door het College of de colleges van Burgemeester en Schepenen is aangewezen op het grondgebied van een of meerdere gemeenten (art. 1.4.9 jo 6.1.1,1° VCRO). De inspecteur heeft de bevoegdheid om gerechtelijke herstelmaatregelen te vorderen en bestuurlijke maatregelen op te leggen.

Gerechtelijke onderzoek vs. opsporingsonderzoek

Zowel het opsporingsonderzoek als het gerechtelijk onderzoek zijn een  geheel van daden om misdrijven te onderzoeken, de daders en bewijzen ervan op te sporen en de elementen te vergaren die nuttig zijn om de strafvordering uit te oefenen.  

Wanneer de oorspronkelijke vaststellingen niet voldoende informatie bevatten om te kunnen oordelen over het al dan niet instellen van de strafvervolging, gaat de procureur des Konings over tot een opsporingsonderzoek, d.w.z. hij richt zich tot daartoe bevoegde personen om bijkomende onderzoeksverrichtingen uit te voeren..  De Procureur des Konings heeft een algemene opsporingsplicht en een algemeen opsporingsrecht (art. 28bis-octies Sv).

Het opsporingsonderzoek laat, behoudens wettelijke uitzonderingen, geen dwangmaatregelen toe (art. 28bis §3 Sv)..  In sommige gevallen biedt het opsporingsonderzoek te weinig mogelijkheden en moet overgegaan worden tot een gerechtelijk onderzoek door een onderzoeksrechter die wel kan overgaan tot dwangmaatregelen (zoals een huiszoekingsbevel, een voorlopige hechtenis, …).

De onderzoeksrechter is bevoegd om wanbedrijven en misdaden te onderzoeken, evenals overtredingen die te maken hebben met wanbedrijven en misdaden waarvoor hij wordt aangezocht.  Hij wordt op vordering van het parket ingeschakeld om zaken uit te diepen waarvoor specifieke ingrijpende maatregelen noodzakelijk zijn.

Het gerechtelijk onderzoek kan ook aanhangig gemaakt worden  door een slachtoffer dat zich burgerlijke partij stelt bij hem. De onderzoeksrechter moet zich aan zijn onderzoeksopdracht (saisine) houden.

Gewestelijke entiteit

De gewestelijke entiteit maakt deel uit van de afdeling Handhaving van het departement Omgeving en is bevoegd voor het opleggen van de alternatieve en de exclusieve bestuurlijke geldboetes inzake milieu en ruimtelijke ordening. Deze entiteit wordt vermeld in art.6.1.1.,2° VCRO, dat op zijn beurt verwijst naar het DABM (cfr. artikel 16.1.2, 4° DABM, artikel 3 Milieuhandhavingsbesluit en artikel 1, 23° DABM). Zie ook art. 6.2.7, 6.2.12 en 6.2.13 VCRO.

Gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur

Een gewestelijke inspecteur is een personeelslid van de Vlaamse Overheid en is belast met de uitvoering van de handhaving ruimtelijke ordening  voor wat betreft de aangewezen taken vermeld in Titel VI van de codex (art. 6.1.1, 3° VCRO jo art. 1.4.9 VCRO). De inspecteur bekrachtigt de stakingsbevelen en heeft de bevoegdheid om gerechtelijke herstelmaatregelen te vorderen en bestuurlijke maatregelen op te leggen.

>Top

H

Handhavingscollege

Een administratief rechtscollege, dat o.m. uitspraak doet over de beroepen die worden ingesteld tegen beslissingen van de gewestelijke entiteit over de oplegging van een exclusieve of een alternatieve bestuurlijke geldboete inzake milieu en ruimtelijke ordening.

Handhavingsinstrumenten ruimtelijke ordening

Verzamelnaam voor het gerechtelijk en het bestuurlijk instrumentarium met het oog op herstel bij  een schending van de VCRO. De VCRO bevestigt de principiële voorrang van de rechterlijke handhaving op de bestuurlijke handhaving, door te bepalen dat bestuurlijke beslissingen nooit afbreuk mogen doen aan het gezag van gewijsde van een conform dit hoofdstuk tussengekomen rechterlijke beslissing. De instrumenten zijn raadgevingen, aanmaningen, processen-verbaal, verslagen van vaststelling, stakingsbevelen, bestuurlijke maatregelen van last onder dwangsom of bestuursdwang, , minnelijke schikkingen en gerechtelijke herstelmaatregelen.

Herstelmaatregel

In de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening wordt voorzien dat de rechter die uitspraak doet over een stedenbouwkundig misdrijf, herstelmaatregelen kan opleggen.

De rechter kan ambtshalve, ofwel op vordering van het Openbaar Ministerie, ofwel op vordering van de gewestelijke stedenbouwkundig inspecteur, de gemeentelijke stedenbouwkundig inspecteur of de burgemeester, bevelen om een meerwaarde te betalen, de plaats in de oorspronkelijke toestand te herstellen, het strijdige  gebruik te staken of aanpassingswerken uit te voeren (art. 6.3.1. VCRO).

De herstelvordering wordt bij het parket ingeleid met een gewone brief.

De stedenbouwkundige inspecteur en de burgemeester kunnen de herstelmaatregelen ook vorderen voor de rechtbank van eerste aanleg zetelend in burgerlijke aangelegenheden in het ambtsgebied waarin het stedenbouwkundig misdrijf plaatsvond (art. 6.3.3. §1 VCRO).

De herstelvordering wordt bij het parket ingeleid met een gewone brief.

De stedenbouwkundige inspecteur en het college van burgemeester en schepenen kunnen de herstelmaatregelen ook vorderen voor de rechtbank van eerste aanleg zetelend in burgerlijke aangelegenheden in het ambtsgebied waarin het stedenbouwkundig misdrijf plaatsvond (art. 6.1.43 VCRO).

Huiszoeking

De huiszoeking is een onderzoeksmaatregel in kader van opsporing waarbij een officier van gerechtelijke politie in een woning op zoek gaat naar bewijzen van een welbepaald misdrijf. De gewestelijke verbalisant ruimtelijke ordening heeft deze bevoegdheid voor zover hij is  aangesteld als  officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings (art. 6.2.5/1 §2 VCRO). In geval van betrapping op heterdaad kan de gewestelijke verbalisant ruimtelijke ordening op basis hiervan optreden zonder tussenkomst van de onderzoeksrechter. Daarnaast hebben al de in artikel 6.2.4, 2e lid VCRO vermelde agenten, officieren en ambtenaren toegang tot de bouwplaats en de gebouwen om de nodige opsporingen en vaststellingen te doen. Als deze verrichtingen de kenmerken van een huiszoeking dragen, dient voorafgaand een machtiging te worden bekomen bij de politierechter (art. 6.2.4, 3e lid VCRO). 

Een huiszoeking kan ook  gebeuren met voorafgaande schriftelijke toestemming van de bewoners (huurder of eigenaar) en in hun aanwezigheid. Met toestemming van de bewoner kan een huiszoeking plaatsvinden op gelijk welk tijdstip in het gehele land (Cass. 8 september 1993).

Hoge Raad voor deHandhavingsuitvoering

En gewestelijk orgaan van actief bestuur dat advies verleent inzake herstelvorderingen, betekeningen, ambtshalve uitvoering, beroepen tegen bestuurlijke maatregelen van last onder dwangsom en bestuursdwang, procedures inzake opeisbare dwangsommen en bemiddeling doet bij minnelijke schikkingen en in gerechtelijke procedures (art. 6.3.7 ev. VCRO).

>Top

K

Kantschrift

Een “kantschrift” is een schriftelijke opdracht die door een gerechtelijke autoriteit wordt gegeven. Door middel van een “kantschrift” kan de Procureur des Konings aan de officieren van gerechtelijke politie opdracht geven en hen vragen om welbepaalde opsporingsdaden te verrichten.

Door middel van een “kantschrift” kan de Procureur des Konings aan de gewestelijke verbalisanten ruimtelijke ordening die de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie hulpofficier van de procureur des Konings hebben (art. art. 6.2.5/1 §2 VCRO), een opdracht geven  om opsporingsdaden te stellen, dan wel om  technische bijstand te verlenen bij bepaalde opsporingsdaden, hetzij bijkomende informatie te verstrekken.

Onder de vorm van een “kantschrift” kunnen eveneens verzoeken tot aanvullende inlichtingen worden  verzonden.

Door een “kantschrift” wordt de verjaring van de strafvordering gestuit.

Kennisgeving

Het begrip duidt op de manier waarop een bepaalde vaststelling of dossier moet worden overgemaakt. Art. 1.1.5 VCRO luidt: ‘Onverminderd specifieke delegaties, kan de Vlaamse Regering de samenstellings- en kennisgevingswijze bepalen van de aanvragen die krachtens deze codex worden verricht of de dossiers die op grond van deze codex worden samengesteld.

In gevallen waarin deze codex een aangetekend schrijven of een afgifte tegen ontvangstbewijs vereist, kan de Vlaamse Regering tevens een beveiligde zending, vermeld in 1.1.2, 3°, c), toelaten.’

>Top

M

Milieuhandhavingsbesluit (MHB)

Het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.

Milieuhandhavingsdecreet (MHD)

Titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.

Misdrijf

Een misdrijf is een door de wet (decreet) strafbaar gestelde handeling, verzuim of onachtzaamheid.

Bij een misdrijf is enerzijds een materieel (d.i. een uitwendig waarneembare gedraging) en anderzijds een moreel element (d.i. de strafrechtelijke schuld die een vrijheid van handelen impliceert) aanwezig.

Misdrijven worden al naargelang de zwaarte van de sanctie ingedeeld in overtredingen, wanbedrijven en misdaden. De ernst van de feiten bepaalt voor welke rechtbank de verdachte moet verschijnen.

Een stedenbouwkundig misdrijf is een bij artikel 6.2.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening strafbaar gestelde handeling of omissie. Een stedenbouwkundig misdrijf kan worden vastgesteld met een proces-verbaal en kan strafrechtelijk worden bestraft overeenkomstig de sancties voorzien in voornoemd artikel (zie art. 6.2.4 VCRO). Inzake ruimtelijke ordening is de correctionele rechtbank bevoegd op het niveau van de eerste aanleg. Het bestuurlijk beboetingstraject kan worden geactiveerd wanneer het openbaar ministerie een beslissing neemt om niet tot strafrechterlijke behandeling over te gaan.

Minnelijke schikking

Bestuurlijke maatregel als bedoeld in art. 6.4.19 VCRO. Het is een onderling akkoord over het uitvoeren van het herstel tussen de overtreder en de burgemeester, de gemeentelijke stedenbouwkundige inspecteur of de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur. In sommige gevallen worden andere belanghebbenden (vb. mede-eigenaars) hierbij betrokken. Een minnelijke schikking kan in elke fase van de procedure worden afgesloten, ook als er al een gerechtelijke procedure lopende is. Zij kan echter geen afbreuk doen aan het gezag van gewijsde van een rechterlijke beslissing, noch aan een bestuurlijke maatregel tot bestuursdwang of last onder dwangsom. De minnelijke schikking heeft geen betrekking op de gerechtelijke of bestuurlijke strafsancties en sluit deze ook niet uit.

>Top

O

Officier van gerechtelijke politie

Officieren en agenten van gerechtelijke politie zijn door de wet belast met een opdracht van gerechtelijke politie.  Artikel 8 van het wetboek van strafvordering bepaalt : “De gerechtelijke politie spoort de misdaden, de wanbedrijven en de overtredingen op, verzamelt de bewijzen ervan en levert de daders over aan de rechtbanken belast met hun bestraffing.” 

De hoedanigheid van Officier van gerechtelijke politie (OGP) komt toe aan de gewestelijke verbalisanten ruimtelijke ordening voor zover zij daartoe uitdrukkelijk zijn aangesteld. De OGP’s van de reguliere politie hebben een algemene bevoegdheid, de andere OGP’s hebben een beperkte bevoegdheid die vervat is in de regelgeving binnen dewelke ze deze bevoegdheid van OGP uitoefenen.

Opsporing

daad van opsporing: zie “opsporingsonderzoek

Opsporingsonderzoek vs. gerechtelijke onderzoek: zie “Gerechtelijke onderzoek vs.
opsporingsonderzoek

>Top

P

Plaatsbezoek

Elke keer, initieel en navolgend, dat een verbalisant in een dossier op locatie afstapt bij een rechtspersoon en/of een natuurlijke persoon, om in het kader van de handhaving op grond van de VCRO na te gaan of  er een inbreuk of misdrijf is gepleegd  en of die rechtspersoon of natuurlijke persoon  de nodige stappen zet om tot  herstel over te gaan.

Proces-verbaal

Een proces-verbaal is een officiële akte waarin verslag wordt uitgebracht over  de ter plaatse gedane vaststellingen en dat wordt overgemaakt aan de Procureur des Konings (en desgevallend de onderzoeksrechter). Het vermeldt de handelingen die werden gesteld, en de  weergave van de gesprekken of verklaringen die werden gevoerd, alsook de omstandigheden waarin de gerapporteerde feiten zich voordeden. Het proces-verbaal kan zowel een administratieve, justitiële als politionele finaliteit hebben. Processen-verbaal zijn officiële, schriftelijke akten van wettelijk bevoegde officieren of agenten van gerechtelijke politie (inclusief de parketmagistraten). Het proces-verbaal is naar de vorm een authentieke akte en dient daarom aan bepaalde vormvereisten te voldoen, zoals de vermelding van de naam en functie van de opsteller, de datum, en de ondertekening ervan. In deze houdt dit de schriftelijke vaststelling van een stedenbouwkundige misdrijf in (zie art. 6.2.4. VCRO. Ook een verbalisant ruimtelijke ordening (art. 6.2.5/1 VCRO) heeft de bevoegdheid om de VCRO-misdrijven vast te stellen door een proces-verbaal.

>Top

R

Raadgeving

Bestuurlijke handeling als bedoeld in artikel 6.2.3 § 1 VCRO, dat bepaalt: ‘Als verbalisanten ruimtelijke ordening vaststellen dat een stedenbouwkundige inbreuk of een stedenbouwkundig misdrijf dreigt te worden gepleegd, kunnen ze alle raadgevingen geven die ze nuttig achten om dat te voorkomen.

De raadgeving is een preventief instrument dat de bestuurlijke handhaving voorafgaat. Ze kan zowel mondeling als schriftelijk worden gegeven.

>Top

S

Stakingsbevel

Deze bestuurlijke maatregel als bedoeld in art. 6.4.4 VCRO beveelt aan de vermoedelijke overtreder om werkzaamheden, wijzigingen of activiteiten met ruimtelijke implicaties  te beëindigen. Een dergelijk stakingsbevel is een preventieve maatregel, gericht op het voorkomen van schendingen of het voorkomen van schade aan de goede ruimtelijke ordening. Een stakingsbevel kan enkel worden opgelegd bij vergunningsplichtige handelingen en dus niet bij meldingspichtige, vrijgestelde of niet-vergunningsplichtige handelingen.

Stedenbouwkundige inbreuk

Een stedenbouwkundige inbreuk is een gedraging omschreven in art. 6.2.2 VCRO in strijd met een voorschrift dat wordt gehandhaafd met toepassing van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, dewelke door een agent of een verbalisant ruimtelijke ordening kan vastgesteld worden met een verslag van vaststelling. Zie 6.2.5 VCRO. De verslagen van vaststelling inzake inbreuken worden niet overgemaakt aan het openbaar ministerie en komen rechtstreeks in aanmerking voor een exclusieve bestuurlijke geldboete.

>Top

V

Verbalisant ruimtelijke ordening

Conform art. 6.2.5/1 VCRO kunnen de volgende personen verbalisant ruimtelijke ordening zijn:

‘1° de personeelsleden van de entiteit, bevoegd voor de uitvoering van de handhavingstaken met betrekking tot de ruimtelijke ordening, die daarvoor worden aangewezen door de Vlaamse Regering;

2° de personeelsleden van het Vlaamse Gewest van andere entiteiten, die daarvoor worden aangewezen door de Vlaamse Regering;

3° de personeelsleden van de gemeente, die daarvoor worden aangewezen door het college van burgemeester en schepenen;

4° de personeelsleden van een intergemeentelijk samenwerkingsverband, die daarvoor worden aangewezen door de colleges van burgemeester en schepenen.’

Verslag van vaststelling

Schriftelijke vaststelling van een stedenbouwkundige inbreuk die rechtstreeks aan de gewestelijke entiteit wordt overgemaakt (zie art. 6.2.5 VCRO).

>Top